HET BELANG VAN DE BODEM

bodemsoorten_barolo_wijn_regio
Verschillende bodemsoorten op één helling

Hieronder volgt een stukje taaie kost maar verklaart heel erg mooi waarom bijvoorbeeld een Barolo wijn uit La Morra compleet anders is dan een Barolo wijn uit Serralunga. Of waarom zelfs twee wijnen van eenzelfde wijngaard een andere smaak kunnen hebben:
Circa 30 miljoen jaar geleden tijdens het Oligoceen stond de Langhe onder water, tektonische plaatverschuivingen hadden de oceanen omhoog gestuwd, na terugtrekking van het water, zo’n vijf miljoen jaar geleden, bleef er een fijnkorrelig kleiachtige zandbodem over rijk aan kalk en fossiele sedimenten.
De bodemsoorten in de Barolo appellatie bestaan over het algemeen uit mariene sedimenten met afwisselend onderlagen van mergel (klei en kalk) en zandsteen.
Daarnaast bestaan er drie verschillende soorten geografische formaties gevormd in drie verschillende tijdperken (en welke grofweg 3 verschillende soorten Barolo opleveren).

De oudste is de Lequio formatie (A) uit het Seravalliaanse en Tortonische tijdperk, deze bevindt zich in en rondom Serralunga en delen van Monforte. Deze bodemsoort is arm aan voeding en houdt weinig vocht (regen en sneeuw) vast, hierdoor moet de wijnstok harder werken en dat levert uiteindelijk druiven op waarmee krachtige wijnen gemaakt worden met een ferme structuur, veel tannine en een langhe houdbaarheid.
De Lequio formatie bestaat voornamelijk uit mergel, klei, kalk en zandsteen en heeft een lichtgele bijna witte kleur.

Sant’ Agata mergel (C) stamt uit het Tortonische en ten dele uit het Messiniense tijdperk en bestaat voornamelijk uit kalkachtige klei en blauwgrijze mergel en wordt gevonden rondom Barolo en La Morra (en in Barbaresco). Deze bodemsoort is iets voedzamer en blijft door zijn compactere structuur langer vochtig. Hierdoor levert het wijnen op die niet meteen de body en structuur hebben van de wijnen van de eerder genoemde Lequio formatie maar ze zijn wel meteen al toegankelijker, delicater en hebben vaak een prachtig bouquet.

De derde formatie is de Diano zandsteen (B), ook uit het Serravaliaanse en Tortonische tijdperk en is rijk aan zand, vooral in de onderlagen. Het gebied waar zich deze bodemsoort bevindt strekt zich uit van Monforte tot het oosten van Barolo en omvat heel Castiglione Falletto. De wijnen van deze bodemsoort kenmerken zich door hun elegantie en structuur. De bodemsoort wordt door velen beschouwd als ideaal voor het maken van Barolo wijn omdat ze een ideale mix oplevert qua Barolo.

Naast deze 3 belangrijkste formaties bestaan de westelijk delen van La Morra en Verduno, welke richting Cherasco kijken, uit een relatief jonge bodem genaamd Cassano Spinola (E). Deze levert soepeler wijnen op met zachtere tannine.

Naast de grondsoort is het natuurlijk van evident belang wat de wijnboer zelf voor stempel drukt op zowel de druif (het werk in de wijngaard; green pruning, bodembehandeling, bestrijding ziektes etc.) als op de uiteindelijk wijn (fermentatie, maceratie, rijping etc.).